Waar moet ik op letten bij het aanbrengen van een smalle voeg?

‘Vroeger was het eenvoudig’, zegt productmanager Tegeltechniek Dino Brouwer. ‘Tegels waren relatief klein, voegen relatief breed. Een voeg is het sterkst naarmate hij vierkanter wordt. Een tegel van 6 mm dik zou dus ook een 6 mm brede voeg vereisen. Maar toen kwamen de maatvaste, gerectificeerde tegels, tegels met recht afgezaagde kanten. Dat betekende dat de voeg steeds smaller kon worden en het voegmiddel fijner van structuur. Een uitkomst in combinatie met grootformaattegels. De trend werd smal, smaller smalst. 1 of 1,5 mm is allang geen uitzondering meer. Esthetisch prachtig om te zien, maar ons uitgangspunt is: de voeg vormt samen met de tegel de waterkering die moet voorkomen dat er vocht en vuil tussen en achter de tegels komt. Het is goed om de klant erop te wijzen dat de esthetiek van het tegel- en voegwerk nooit ten koste mag gaan van de afdichting.

3 mm op de wand, 4 mm op de vloer

Dat gezegd hebbende, zijn er natuurlijk nog meer zaken waar je op moet letten. Een tegelvloer wordt bijvoorbeeld zwaarder belast dan een tegelwand. Logisch dus dat aan tegelwerk op de vloer hogere eisen worden gesteld. En dit geldt dus ook voor de bijbehorende voegen. Forbo Eurocol adviseert voor tegelwerk op de wand een minimale voegbreedte van 2 mm en voor vloertegels 3 mm, maar dat is echt minimaal. Ik zou voor de zekerheid eerder 3 mm voor de wand en 4 mm voor de vloer aanhouden. Op die manier kun je het voegmiddel op een acceptabele manier aanbrengen, zonder je in allerlei bochten te moeten wringen. Diezelfde breedte geldt trouwens ook voor de aansluiting tussen tegels en hoekprofielen. Werk je met een TLS (tegelnivelleersysteem), dan bepaalt de dikte van de clips ook grotendeels de voegbreedte.

Gebruik geen extra water

Ga je wel voor een smalle voeg, trap dan niet in de valkuil om meer water te gebruiken dan voorgeschreven. Een slappere voegmassa laat zich makkelijker in die smalle voegen smeren. Klopt. Maar laat je niet verleiden. Met een te dunne voegmortel loop je grote kans op ontmenging, overmatige krimp, verkleuring van de voeg en sterkteverlies. En dat wil je niet. Ook kan het problemen geven bij het uitharden. Er kunnen luchtbelletjes ontstaan en capillairen (kleine kanaaltjes in de voeg). We noemen dit ‘de Bros-reepstructuur’. Funest voor de waterdichtheid en de levensduur van je voeg.

Geleidelijk laten afbinden

Het droogproces van de voeg wordt mede beïnvloed door de absorberende werking van de zijkant (geglazuurd, deels geglazuurd of ongeglazuurd) van de tegels. Een smalle voeg heeft een geringe ‘body’. Het is dan extra belangrijk om de voeg volledig te vullen en geleidelijk te laten afbinden. Vochtonttrekking leidt tot een te snelle droging waardoor het afbindproces voortijdig stopt. Het gevolg is een zachte, onsterke, niet waterdichte voeg. Bij donkere voegen ontstaat er bovendien vaak verkleuring. Ook lijmresten in de voeg gaan ten koste van de voegvulling. Verwijder deze dus altijd zo veel mogelijk voordat je begint met voegen. En dan nog dit: breng de voegmortel altijd 'vlak en vol' diagonaal aan op het tegelwerk.

Sponzen is een secuur werkje

Tot slot nog even aandacht voor de verschillende fasen van het sponzen. Begin hier niet te snel mee. Het is een secuur werkje. Wacht met het voorsponzen tot het juiste moment. Handig hulpmiddel: raak de voeg aan met je vinger; blijft hierop geen voegmateriaal achter, dan kun je beginnen. Na het voorsponzen kun je de voegen nog corrigeren. Gebruik hiervoor een vochtige handspons en ga evenwijdig en gelijkmatig over de voegen. Hierna is het tijd voor het schoonsponzen van het tegelwerk. Dit doe je met schoon water en een schone spons, diagonaal over de tegels, waarbij je de voegen zo min mogelijk raakt. Na een uur spons je de voegen nog een keer na met een vochtige spons, waarbij je alle voegen gelijkmatig raakt. Nu zijn de voegen schoon en drogen ze mooi egaal gekleurd op. Een eventuele cementsluier op de tegels verwijder je met een schone droge doek.’