Wat is de juiste voegbreedte? 5 tips voor een mooi resultaat en een tevreden klant
1. Wijs de klant op de functie van de voeg
Vroeger was het eenvoudig. Tegels waren relatief klein, voegen relatief breed. Met de komst van gerectificeerde tegels, tegels met recht afgezaagde kanten, kon de voeg steeds smaller worden en het voegmiddel fijner van structuur. Zeker in combinatie met grootformaattegels werd de trend smal, smaller smalst. 1 of 1,5 mm is allang geen uitzondering meer. Mooi om te zien, maar een voeg vormt samen met de tegel de waterkering die moet voorkomen dat er vocht en vuil tussen en achter de tegels komt. Het is goed om de klant erop te wijzen dat de esthetiek van het tegel- en voegwerk nooit ten koste mag gaan van de afdichting en dat dit de voegbreedte bepaalt.
2. Kies de juiste voegbreedte voor vloer en wand
Een tegelwand en tegelvloer worden op verschillende manieren belast. Logisch dat aan tegelwerk op de vloer hogere eisen worden gesteld en dit geldt dus ook voor de bijbehorende voegen. Forbo Eurocol adviseert voor tegelwerk op de wand een minimale voegbreedte van 2 mm en voor vloertegels 3 mm. Diezelfde breedte geldt voor de aansluiting tussen tegels en hoekprofielen. Let op: als je met een TLS (tegelnivelleersysteem) werkt, bepaalt de dikte van de clips ook grotendeels de voegbreedte. De genoemde millimeters zijn echt de minimale breedtes. Voor de wand is een breedte van 3 mm eerder aan te bevelen, zoals dit ook geldt voor 'normale' wandtegels. Voor vloertegels is 4 mm een betere keuze. Op deze manier kun je het voegmiddel op een acceptabele manier aanbrengen, zonder je in allerlei bochten te moeten wringen.
3. Maak de voegmortel aan met de juiste hoeveelheid water
Hoe smaller de voeg, hoe groter de verleiding om meer water te gebruiken dan voorgeschreven. Immers, een slappere voegmassa laat zich gemakkelijker in de voegen smeren. Handig? Niet doen! Met een te dunne voegmortel loop je grote kans op ontmenging, overmatige krimp, verkleuring van de voeg en sterkteverlies. Ook kan het problemen geven bij het uitharden, zoals het ontstaan van luchtbelletjes en capillairen (kleine kanaaltjes in de voeg). Het moge duidelijk zijn wat een dergelijke 'brosreepstructuur' betekent voor de waterdichtheid en levensduur van de voeg.
4. Let op het type tegel
Het droogproces van de voeg wordt mede beïnvloed door de absorberende werking van de zijkant (geglazuurd on ongeglazuurd) van de tegels en/of door de heersende omstandigheden. Logischerwijs is de 'body' van een smalle voeg geringer dan die van een brede voeg. Het luistert dan dus extra nauw om de voeg volledig te vullen en geleidelijk te laten afbinden. Vochtonttrekking leidt tot een te snelle droging waardoor het afbindproces voortijdig stopt. Het gevolg is een zachte, onsterke voeg die afbreuk doet aan de waterdichtheid en levensduur. Daarnaast ontstaat er vaak verkleuring, vooral bij donkere voegen. Ook lijmresten in de voeg gaan ten koste van de voegvulling. Verwijder deze dus altijd zoveel mogelijk voordat je begint met voegen. Verder is het belangrijk om de voegmortel altijd 'vlak en vol' diagonaal aan te brengen op het tegelwerk.
5. Kies het juiste moment om te sponzen
Tot slot nog een tip voor een belangrijke stap in het voegwerk: de verschillende fasen van het sponzen. Wacht met het voorsponzen tot het juiste moment. Handig hulpmiddel hierbij is het aanraken van de voeg met je vinger. Blijft hierop geen voegmateriaal achter, dan kun je beginnen. Na het voorsponzen kun je de voegen nog corrigeren. Dit doe je met een vochtige handspons evenwijdig en gelijkmatig over de voegen. Hierna is het tijd voor het schoonsponzen van het tegelwerk. Dit doe je met schoon water en een schone spons, diagonaal over de tegels, waarbij je de voegen zo min mogelijk raakt. Na 1 uur spons je de voegen nog een keer na met een vochtige spons, waarbij je alle voegen gelijkmatig raakt. Nu zijn de voegen schoon en drogen ze mooi egaal gekleurd op. Een eventuele cementsluier op de tegels verwijder je met een schone droge doek.
Klik hier voor ons complete voegenassortiment.