Onvlak en/of ongelijk tegelwerk draagt bij aan het risico van 'bonte voegen', zorg dus altijd voor vlak tegelwerk. Dit bereik je door de wand of vloer eerst te egaliseren. Zeker bij grootformaat tegels is dit aan te raden. Ook de diverse tegelnivelleersystemen zijn een handig hulpmiddel. Gebruik deze dan wel alleen voor correctie van kleine oneffenheden. De nivelleersystemen zijn geen vervanger voor het egaliseren!
Vuile tegels kunnen de oorzaak zijn van verkleuring van het voegwerk. Maak het tegelwerk daarom altijd eerst schoon voordat je met voegen begint. Ook lijmresten in de voegen moeten worden verwijderd. Houd er rekening mee dat in de overgangsvoegen van gereed naar aansluitend tegelwerk vaak geen lijm zit. Hier zal de voeg dan donkerder opkleuren doordat er meer voegmateriaal in deze voeg komt dan in andere voegen. Maak de voegmortel mechanisch aan met de juiste hoeveelheid water. Te vroeg afdekken van vers voegwerk is van invloed op de juiste voegkleur. Vervang tijdig een versleten voegbord en/of spons(plank) door een nieuwe. Bedenk dat het verschil in zuiging van de zijkant van de scherf van een wandtegel en vloertegel erg verschilt. Je hebt hierbij vaak te maken met een combinatie van ongeglazuurd, deels geglazuurd of volledig geglazuurd. Dit zal sowieso een licht verschil geven in de uiteindelijke voegkleur en is van invloed op het moment van afsponzen.
Te vroeg sponzen is een van de grootste boosdoeners voor het ontstaan van een ongelijkmatige voegkleur. Laat je niet misleiden door de sluier op de tegel die optreedt tijdens het drogen, want de voeg is in het begin nog te nat. Ga je dan al sponzen, dan wordt de voeg gemakkelijk ‘uitgehold’. Op deze plekken blijft sneller water achter, dat hierna verdampt. Het gevolg is een sluier die achterblijft die lichter van kleur is dan de oorspronkelijke voegkleur. Resultaat: (plaatselijke) voegverkleuring. Te vroeg sponzen is dus funest! Eenvoudige test: zodra de voeg niet meer aan je vinger plakt, kun je beginnen met sponzen.
De truc is om het voegwerk te behandelen met zo min mogelijk water. Bevochtig als eerste de sluier die opgedroogd is op de tegels. Poets deze vervolgens met een draaiende beweging los (emulgeren). Verschoon hierbij regelmatig de spons. Het voordeel van werken met de handspons is dat de hoeveelheid water die achterblijft veel beter te doseren is dan met een sponsplank. Wrijf de sponsplank altijd nog na, nadat je deze al over de rollen van de bak hebt gehaald. Alleen op deze manier verwijder je het teveel aan water uit de sponsplank. Een ander voordeel van de handspons is dat je de voegen beter kunt straktrekken. Door druk te zetten met je wijsvinger kun je plaatselijk een voeg corrigeren. Werken met de sponsplank heeft ook voordelen. Je kunt gemakkelijker meters maken en je raakt de voeg minder, waardoor deze wat voller blijft. Het is daarom bij het sponzen aan te raden zowel een handspons als een sponsplank te gebruiken.
Verschoon de sponsbak regelmatig en gebruik bij grote oppervlaktes bij voorkeur twee sponzen en twee sponsbakken. Een om voor te sponzen en een om na te sponzen met schoon water. Let op: begin met nasponzen zodra de voeg al stijf genoeg is, zodat je geen voegsluier meer over de tegels trekt. Probeer hierbij alle voegen te raken met de spons, zodat eventueel achter gebleven voegsluier verwijderd wordt. Vooral bij donkere voegen is vervuiling sneller zichtbaar, pak het daarom serieus aan! Plan het werk slim in door de wachttijd op het nasponzen te vullen met andere werkzaamheden. Werk op grotere vloeren en wanden met een ‘treintje.’ Twee man beginnen met voegen. Zodra het moment daar is om te gaan sponzen, begint een van de twee hiermee in hetzelfde tempo dat zijn collega voegt. Is diegene klaar met voegen, dan kan die het gereedschap schoonmaken, schoon water regelen, enzovoort. Afhankelijk van de omvang van het werk kan diegene direct of na een korte wachttijd beginnen met nasponzen. Zo werk je rustig zonder tijdsdruk en bereik je het beste resultaat, met een gelijkmatig gekleurde voeg!